Functiepaneel: Lasparameters
Lasparameters zijn lasprocesspecifiek en zijn zichtbaar en beschikbaar voor aanpassing. De selectie van het lasproces is gebaseerd op het actieve geheugenkanaal en zijn instellingen.
Lasparameters aanpassen
|
1.
|
Draai de rechter regelknop voor het markeren van de gewenste lasparameter. |
|
2.
|
Druk op de rechter regelknop voor het selecteren van de lasparameter om deze te verstellen. |
|
3.
|
Draai aan de rechter regelknop om de lasparameterwaarde aan te passen. |
>> Zie ook de tabel Lasparameters hieronder voor meer bijzonderheden, afhankelijk van de parameter die moet worden versteld.
|
4.
|
Druk op de rechter regelknop om de nieuwe waarde/keuze te bevestigen. |
Lasparameters
MIG- en 1-MIG-lasparameters
De parameters die hier vermeld staan, zijn beschikbaar voor afstelling met de handmatige MIG- en 1-MIG-processen.
Nastroom
|
-30 ... +30 Standaard = 0 |
De instelling Nastroom is van invloed op de draadlengte aan het einde van de las om bijvoorbeeld te voorkomen dat de draad te dicht bij het smeltbad stopt. Daardoor wordt ook de optimale draadlengte bereikt voor het starten van de volgende las. |
Kruipstartniveau |
10...90 % / AUTO, stap 1 |
De kruipstartfunctie bepaalt de draadaanvoersnelheid voordat de lasboog wordt ontstoken, dus voordat de lasdraad in contact komt met het werkstuk. Wanneer de boog wordt ontstoken, schakelt de draadaanvoersnelheid automatisch in de normale, door de gebruiker ingestelde snelheid. De kruipstartfunctie is altijd aan. |
Voorgas |
0.0 ... 9,9 s / AUTO, stap 0,1 0,0 = UIT |
Lasfunctie waarmee het beschermgas begint te stromen, voordat de boog wordt ontstoken. Dit zorgt ervoor dat het metaal bij het begin van het lasproces niet in aanraking komt met lucht. De tijdsduur wordt vooraf ingesteld door de gebruiker. De functie wordt gebruikt voor alle metalen, maar vooral voor roestvast staal, aluminium en titanium. |
Nagas |
0.0 ... 9,9 s / AUTO, stap 0,1 0,0 = UIT |
Lasfunctie waarmee het beschermgas blijft te stromen, nadat de boog is gedoofd. Dit zorgt ervoor dat het hete metaal na het doven van de boog niet in aanraking komt met lucht, zodat de las en de elektrode worden beschermd. Gebruikt voor alle metalen. Vooral roestvast staal en titanium vereisen langere nagastijden. |
1-MIG-lasparameters
De hier vermelde parameters zijn beschikbaar voor aanpassing met het 1-MIG-proces.
Hot start |
AAN/UIT Standaard = UIT |
Lasfunctie die aan het begin van het lassen een hogere of lagere draadaanvoersnelheid en lasstroom gebruikt. Na de Hot start-periode wijzigt de lasstroom naar tot het normale niveau. Dit ondersteunt het starten van de las, vooral bij aluminium materialen. Het hot start-niveau en de tijd (alleen in 2T-schakelaarmodus) worden vooraf ingesteld door de gebruiker. |
- Hot startniveau |
-40 ... +100%, stap 1 Standaard = +40% |
- Hot starttijd |
0.1 ... 10.0 sec., stap 0,1 Standaard = 1,2 sec |
Kratervulling |
AAN/UIT Standaard = UIT |
Wanneer met hoog vermogen wordt gelast, ontstaat meestal een krater aan het einde van de las. De kratervulling-functie verlaagt het lasvermogen/de draadaanvoersnelheid aan het einde van de lastaak, zodat de krater kan worden gevuld met een lager vermogensniveau. De kratervullingsduur, draadaanvoersnelheid en spanning worden vooraf ingesteld door de gebruiker. Het startniveau van de kratervulling kan niet minder zijn dan het eindniveau van de kratervulling. Als de 4T-timer op AAN staat, zal het lassen niet onderbroken worden als u de schakelaar loslaat tijdens de kratervulling.
|
- Startniveau kratervulling |
10 ... 150%, stap 1 Standaard = 100% |
- Tijd kratervulling |
0.1 ... 10.0 sec., stap 0,1 Standaard = 1,0 sec |
- Eindniveau kratervulling |
10 ... 150%, stap 1 Standaard = 10% |
4T Timer kratervulling |
AAN/UIT
|
Touch Sense Ignition |
UIT/AAN Standaard = UIT |
Touch Sense Ignition (TSI) zorgt voor een minimale hoeveelheid spatten en stabiliseert de boog onmiddellijk na ontsteking. |
WiseFusion |
UIT/AAN Standaard = UIT |
De WiseFusion-functie maakt adaptieve booglengteregeling mogelijk, waardoor de boog optimaal kort en gefocust blijft. Raadpleeg WiseFusion-functie voor meer informatie. (Niet beschikbaar bij MAX Cool, MAX Speed en MAX Position.) |
Puls-/DPulse-/MAX Position lasparameters (niet beschikbaar in Master M 353)
Naast de MIG- en 1-MIG-lasparameters kunnen de hier vermelde parameters worden aangepast met de puls- en MAX Positiion lasprocessen. Zie Aanvullende richtsnoeren voor functies en kenmerken voor meer informatie over de processen.
Pulsstroom % |
-10 … 15 % Standaard = 0% |
De pulsstroom ten opzichte van de basisstroom bij puls- en dubbelpulslassen. |
DPulse-frequentie |
0,4…8,0 Hz Standaard = 2 Hz
|
Hiermee worden de dubbelpulsfrequentie en het tijdspercentage aangepast. De pulsverhouding past het eerste pulsniveau aan. Wanneer de pulsverhouding op 35% staat, wordt de verhouding van het tweede pulsniveau 65%. Let op: de draadaanvoersnelheid en de fijnafstemming van de spanning worden aangepast in het hoofdscherm. |
DPulse-verhouding |
10 ... 90% Standaard = 35% |
MAX Position-frequentie |
-0,5…0,5 Hz Standaard = 0 Hz |
Dit past de frequentie van MAX Position aan. |